Meierijstad - Begin deze maand is via een officiële bekendmaking gemeld dat een beleidsregel inzake coffeeshops ter uitvoering van de Opiumwet en artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting van de Algemene Plaatselijke Verordening vastgesteld is. De uitgangspunten voor deze beleidsregel zijn vervat in het gemeentelijk coffeeshop(nul)beleid vastgesteld door de burgemeester op 29 mei 2018. Een en ander gelet op de Opiumwet, artikel 174 van de Gemeentewet, 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht en 2.28 van de APV.
Beleidsregel inzake coffeeshops Met betrekking tot coffeeshops een nulbeleid zal worden gevoerd. Met andere woorden: er zullen geen exploitatievergunningen op grond van artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting van de Algemene Plaatselijke Verordening worden afgegeven voor coffeeshops, omdat de vestiging van een coffeeshop het woon- en leefklimaat van de gemeente in negatieve zin aantast en omdat voorkomen dient te worden dat met name jongeren in aanraking komen met drugs.
Voormalige gemeenten De burgemeesters van de voormalige gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel hebben in 1998 een nuloptie vastgesteld ten aanzien van de vestiging van coffeeshops in die gemeenten. Deze gemeenten zijn in 2017 opgegaan in de gemeente Meierijstad. Op basis van de Wet algemene regels herindeling (artikel 28 Wet arhi) worden uiterlijk binnen twee jaar na de herindeling alle beleidsregels opnieuw door het bevoegd gezag vastgesteld. Zo ook het coffeeshopbeleid. De burgemeester van de gemeente Meierijstad staat een nulbeleid voor ten aanzien van de vestiging van coffeeshops, wat wil zeggen dat geen enkele vestiging van een coffeeshop zal worden toegestaan. Dit beleid is in het verleden afgestemd met de omliggende gemeenten en met het Openbaar Ministerie en de politie met het oog op handhaving respectievelijk in de driehoeksoverleggen in de Leijgraaf en de Meierij. In deze nota wordt het gemeentelijk coffeeshopbeleid van de gemeente Meierijstad vastgelegd. Dit beleid is tevens onderdeel van het door de gemeente Meierijstad vastgestelde integrale veiligheidsbeleid.
Wettelijke basis, de Opiumwet De wettelijk regeling op het gebied van drugs, de Opiumwet, hanteert een verbodsbepaling, zowel voor harddrugs als softdrugs. Het bereiden, bewerken, verwerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen van drugs is strafbaar gesteld. Op grond van deze wet kan door de gemeente echter niet worden opgetreden. Het gemeentebestuur is namelijk alleen bevoegd om op te treden op basis van motieven en belangen die betrekking hebben op de openbare orde en veiligheid en aantasting van het woon- en leefklimaat. De gemeente kan alleen optreden met de tot haar beschikking staande bestuursrechtelijke instrumenten en treedt dan niet op tegen de verkoop van softdrugs, maar vanwege het overlast die dit veroorzaakt of de strijdigheid die dit oplevert met bijvoorbeeld bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening of het geldende bestemmingsplan.
Opiumwet versus gedoogbeleid (justitieel) Op grond van de verbodsbepaling in de Opiumwet zou door het Openbaar Ministerie opgetreden kunnen worden tegen de vestiging van coffeeshops. In de landelijke richtlijnen van het Openbaar Ministerie wordt ten aanzien van de opsporing en vervolging van opiumdelicten uitgegaan van een strikte scheiding tussen harddrugs en softdrugs. Het Openbaar Ministerie voert een gedoogbeleid met betrekking tot de verkoop van een gemaximaliseerde hoeveelheid softdrugs in coffeeshops. Dit geschiedt dan onder de zogenaamde AHOJG-criteria. Het is verboden om: 1. te Afficheren (reclame te maken voor hasj en wiet) 2. Harddrugs te verhandelen 3. Overlast te veroorzaken 4. Jeugdigen onder de 18 jaar in de coffeeshop toe te laten of aan hen te verkopen 5. Grote hoeveelheden te verhandelen (niet meer dan 5 gram per keer verkopen) of op voorraad te hebben (niet meer dan 500 gram)
Wet Damocles Artikel 13b Opiumwet, ook wel aangehaald als de Wet Damocles, biedt de burgemeester de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen en woningen of voor het publiek toegankelijke inrichtingen te sluiten als daar sprake is van drugshandel. Bijzonder aan deze bepaling is dat niet hoeft te worden aangetoond dat de openbare orde in het geding is. Louter de aanwezigheid van drugs (lijst I/II Opiumwet) boven de normen voor eigen gebruik in de woningen kan al voldoende rechtvaardiging vormen om de woning of het lokaal en de bijbehorende erven te sluiten. Het gaat hier om een sluiting voor bepaalde tijd, waarbij de burgemeester betrokkene eerst moet waarschuwen en op de hoogte moet stellen van de geconstateerde overlast, alvorens hij kan besluiten tot sluiting. De tekst van artikel 13b Opiumwet spreekt van het verkopen, afleveren en verstrekken van drugs. Het telen van hennep op zich is niet onder het toepassingsbereik van Wet Damocles gebracht. Artikel 13b van de Opiumwet kan wel worden toegepast ten aanzien van een woning in geval van hennepteelt, als aannemelijk is dat de in die woning aangetroffen hennepplanten een handelshoeveelheid betreffen. Het beleid dat de gemeente voorstaat in het kader van 13b Opiumwet is een afzonderlijke beleidsregel vastgelegd.
Conclusie Concluderend kan gesteld worden dat ten aanzien van de vestiging van een coffeeshop in de gemeente Meierijstad, gelet op het karakter van de gemeente, gelet op de grote aanwezigheid van scholen en instellingen, gelet op de niet-aantoonbare lokale behoefte, een nulbeleid toelaatbaar geacht kan worden. Een en ander wordt onderschreven door de eerder beschreven opvattingen en het beleid dat in de voormalige gemeenten werd en in de omliggende gemeenten wordt gevolgd. De beleidsregel luidt:
De complete tekst van de officiële bekendmaking kunt u vinden via deze link.