Schijndel - Er zijn binnen een gemeenschap altijd figuren die opvallen, een stempel drukken door hun manier van leven. Zo’n figuur was Henk van Roessel; een menneke met een Bourgondische en zeker Schijndelse inslag die hem deden wentelen in de sferen van het Schorsbosse carnaval. Het dreef hem in de armen van de Prinsenclub De Hopplukkers en later in die van de Hoge Raad. De hop werd zijn medicijn. Onmiskenbaar was zijn imponerende rol als burgemister Driekske die bij de sleuteloverdracht op het gemeentehuis met vlijmscherpe woorden, maar nooit beledigend of grof, bestuurders en situaties op een humoristische wijze op de korrel nam en zorgde voor menig lachsalvo. Klein van gestalte, maar duidelijk aanwezig, wist hij met zijn prachtige stem mensen te boeien. Die donkere stem die de Van Roessels zo eigen is. Ook de Lokale Omroep Schijndel had zijn stem ontdekt. Zijn ”Buurten Met” werd goed beluisterd. Henk was wars van onenigheid binnen een groep en met een doordachte woordkeus wist hij te relativeren. Nooit aanvallend, boos of geërgerd. Hij bracht rust en de lach binnen de gelederen. Hij hoefde niet het publiek te manen stil te zijn als hij wilde spreken, zodra zijn gestalte verscheen en hij de aandacht vroeg werd het vanzelf stil. Henk was een onmisbare factor binnen het volksfeest carnaval en hij toonde tot het laatst belangstelling voor alles wat er binnen het carnaval werd georganiseerd.
Een “mooi portret” in het carnavaleske tableau vivant: niet groot, zwart burgemeesterskostuum gecompleteerd met het zwarte bolhoedje en met guitige oogjes die begonnen te sprankelen als er een of andere sneer over zijn lippen kwam. Ook binnen de Hoge Raad trad hij met ironische, komische en scherpe voordrachten naar buiten.
Bij de befaamde Hopplukkerszittingen, waarbij de presentator altijd een slotlied ten gehore liet brengen,had hij bij een van de liederen Henk op het oog toen hij zong ”Servaas blikt van omhoog zo naar beneden, zag zijn kiel en zijn pint en was tevreden”.
Henk wilde dat het carnaval op een goede wijze door zoveel mogelijk dorpsgenoten werd gevierd. Hij wist als geen ander hoe de scherts die carnaval was en bracht dit onder de aandacht van velen. Hij was dan ook een fervent voorstander van een goed protocol. Carnaval was immers een spel dat goed gespeeld moest worden.
Stem en gestalte zijn nu uit het straatbeeld van Schorsbos verdwenen, maar zeker niet uit de gedachte van velen carnavalisten. Nog menig keer zal zijn naam over toog en morsige keukentafel genoemd worden. Aan het goeie leven van een goei menneke is een einde gekomen. Moge hij rusten in vrede!